Chair IPHE, International Hydrogen Advisor Gasunie, Hydrogen Advisor at International Energy Agency (IEA)
1. Waarom is het belangrijk de waterstofeconomie op Europees niveau vorm te geven?
De opschaling van duurzame waterstof zal sneller en kostenefficiënter zijn als we erin slagen om een geïntegreerde Europese waterstofmarkt op te zetten. De Europese markt is immers veel groter dan de Nederlandse. Super belangrijk is daarom dat een Europese waterstofbackbone landen fysiek met elkaar verbindt. Daarnaast hebben we op kritieke punten een gemeenschappelijk reguleringskader en interconnectieregels nodig, die grensoverschrijdend waterstoftransport mogelijk maken, zodat we niet blijven zitten met een gefragmenteerde markt. Hubs (handelsplaatsen) kunnen bovendien voor een enorme versnelling zorgen. We kunnen daarmee als Nederland een first mover zijn. Bij de liberalisering van de gas- en stroommarkten liepen wij hiermee voorop. Dat heeft geholpen bij het tot stand brengen van meer prijsconvergentie in de Noordwest-Europese markt.
Laten we niet terugdeinzen voor grote vlaggenschipprojecten. In Japan, Australië en Noorwegen is men met gedurfde waterstof- en CCUS-projecten aan de slag. Dit spreekt tot de verbeelding en trekt internationale investeerders aan. In Nederland is er sprake van een mismatch tussen projectplannen en financiële ondersteuning daarvan. Vergeleken met andere EU-lidstaten hebben wij een opvallende pijplijn van veelbelovende projecten voor zowel blauwe als groene waterstof, zoals H-vision en NortH2. H-vision staat enorm in de belangstelling en wordt gezien als een lakmoesproef voor blauwe waterstof in de EU. Het is dus belangrijk dat Nederland ervoor zorgt dat H-vision wordt gerealiseerd. Frankrijk en Duitsland hebben minder projecten in de pijplijn zitten, maar hebben voor de komende jaren wel al €16 miljard uitgetrokken voor publieke investeringen in schone waterstof. Eerst voor moeilijk te decarboniseren sectoren zoals industrie en zwaar transport en uiteindelijk ook om nieuwe industriële waardeketens op te bouwen. Dat moeten wij ook doen: boter bij de vis. In Nederland is er de komende kabinetsperiode ca. €2,5 miljard nodig om de waterstofeconomie aan te jagen. We hebben deze nationale middelen ook nodig om in het grote Brusselse spel mee te kunnen doen. Vrijwel alle fondsen hebben immers een co-financieringscomponent. Als je in Europa mee wilt doen met knikkeren, dan moet je zelf ook knikkers meenemen. Ook de juiste regulering is erg belangrijk. Op dat gebied kunnen we veel leren van ons grote buurland Duitsland. De Duitsers hebben hun waterstofstrategie nu al uitgewerkt in een uitgekiend reguleringsvoorstel voor gasnetwerken. Daar kunnen we als Nederland elementen uit halen voor onze eigen regulering. Wat Duitsland ook slim heeft gedaan, is het aan elkaar koppelen van hun waterstofstrategie en de RED2-implementatie. Middels de RED2 zetten ze nu al effectieve instrumenten klaar die gaan helpen om de vraag naar groene waterstof te stimuleren. Waarom doen we niet gewoon hetzelfde? Dat is de les: je moet echt doorpakken als de ontwikkelingen zo snel gaan als in de waterstofmarkt.
Het is altijd een en-en-verhaal: zowel binnenlandse productie als import vanuit het buitenland. De importbehoefte wordt significant zodra de industriële vraag in Nederland én Duitsland echt op gang komt. Vraagstimulering is dus belangrijk. Denk daarbij aan mandaten (x % gedecarboniseerd gas in 2030 bijvoorbeeld), bijmenging en contracts for difference. Rotterdam is bij uitstek gepositioneerd om een rol te spelen als importhaven. Om die positie te kunnen verzilveren, is ook een passend reguleringskader nodig. Denk bijvoorbeeld aan regels voor certificering en Garanties van Oorsprong. Het is immers de bedoeling om schone waterstof te importeren. Dan moeten afnemers wel de zekerheid hebben dat de energiedrager die zij gebruiken bijdraagt aan CO2-reductie. En er moet ondersteuning zijn. Ook hierbij kunnen we leren van Duitsland. Dat land zet nu instrumenten klaar om de import naar Duitsland toe te krijgen en internationale waardeketens te bouwen. Partijen die hieraan bijdragen kunnen dus een beroep doen op Duitse ondersteuningsmechanismes.