Thijs ten Brinck
Duurzame energie is een randvoorwaarde voor groene waterstof en ruimte is een randvoorwaarde voor duurzame energie. Nederland zit vrij krap in zijn ruimte. Duurzame energie doet hier altijd aanspraak op vierkante meters die al geclaimd waren. Door landbouw, scheepvaart, grondspeculanten, natuurbeheer, Noordzeevissers en door omwonenden die liever geen wiek of koeltoren zien. Wind-, zonne- en kernenergie voorzien nu nog geen 10% van onze energie. De bouw van elke volgende windturbine, kernreactor of hoogspanningsmast vergt hier jaren van overleg en onderhandeling. Ondertussen gaat de energietransitie in de rest van de wereld door. Wereldregio’s met meer dan voldoende ruimte zullen de kans grijpen om duurzame energie te exporteren naar regio’s waar de transitie stroever verloopt. Nederland zal vermoedelijk tot de importeurs van groene waterstof behoren. Geen discipline waarin we wereldkampioen moeten willen zijn.
Er zijn bedrijven die zonder emissiearme waterstof niet duurzaam te krijgen zijn. Producenten van kunstmest en staal bijvoorbeeld. Omdat emissiearme waterstof nog lang schaars zal zijn, loont het om het belang van deze sectoren in te perken. Nederlandse expertise in gewasveredeling kan de behoefte aan kunstmest wereldwijd reduceren. Ook kan Nederland bij zijn grote woningbouwopgave de toepassing van biobased bouwmaterialen stimuleren, zodat minder staal nodig is. Verder kunnen we in Europa aansturen op snellere daling in het gebruik van fossiele brandstoffen. Raffinaderijen zijn grootverbruikers van waterstof. Minder vraag naar diesel en kerosine beperkt direct het gebruik van waterstof. Voor het waterstofverbruik dat in een klimaatneutrale wereldeconomie niet te vermijden valt – nog steeds gigantische volumes - kan Nederland een rol pakken in handel en doorvoer, via onze havens en ons gastransportnet. Ook ligt er voor Nederland een rol in afvang en opslag van CO2. Onder andere in sectoren die voorlopig nog waterstof uit aardgas en olie produceren. Met effectief klimaatbeleid is een leeg gasveld al snel meer waard dan een gasveld vol methaan.
CO2-opslag is vaak beschreven als dweilen met de kraan open. Niet ten onrechte. CCS op een raffinaderij doet bijvoorbeeld niets aan de (veel grotere) emissies van benzineauto’s en vliegtuigen. Ook de uitstoot bij winning en transport van ruwe olie blijft ongemoeid. Daarbij zijn juist de partijen die subsidie aanvragen voor CCS volledig afhankelijk van een fossiele kraan die niet al te snel dicht gaat. De dagen van twijfelzaaien over klimaatverandering liggen gelukkig achter ons maar lang niet iedereen is ervan overtuigd dat olieconcerns nu een force for good zijn.